Iedereen die niet in staat is om lopend te sporten, mogen officieel aan rolstoeltennis doen. Dus mensen met een amputatie of een dwarslaesie, maar ook mensen die versleten kniebanden hebben en daarom niet lopend mogen sporten. Je hoeft dus niet dagelijks in een rolstoel te zitten om mee te mogen doen. Wel word je eerst gekeurd door een KNLTB arts.
De regels van rolstoeltennis wijken niet veel af van de normale regels. De enige echte afwijkende spelregel is dat de bal 2x mag stuiten, waarvan de eerste stuit binnen het speelveld moet zijn, en de tweede stuit mag buiten het speelveld zijn. De speler moet de bal terugslaan voordat deze de grond een derde maal raakt. De eerste stuit bepaalt dus of de bal in of uit is. Uiteraard mag de speler de bal ook na één stuit of als volley terugslaan.
De rolstoel wordt beschouwd als een deel van het lichaam, dus als er een bal direct tegen de stoel wordt gespeeld is dat een punt voor de tegenstander.
De voeten van een rolstoeltennisser mogen de grond niet raken. Men mag er dus niet mee remmen of sturen.
Een wielfout wordt gemaakt op het moment dat één van de wielen tijdens het serveren over de baseline of de denkbeeldige middenlijn komt.
Als de speler/speelster materiaal pech krijgt aan zijn rolstoel, dan krijgt hij of zij 20 minuten de tijd om dit op te lossen.
Rolstoeltennissers mogen gewoon deelnemen aan de valide competities en toernooien.
Hierbij gelden voor hen de spelregels, zoals die voor rolstoeltennis zijn vastgesteld zoals hierboven beschreven.